Читать онлайн книгу "Een Lied Voor Wezen"

Een Lied Voor Wezen
Morgan Rice


“Morgan Rice’ verbeeldingskracht kent geen grenzen. Een troon voor zusters, een nieuwe serie die net zo onderhoudend belooft te zijn als de voorgaande series, vertelt het verhaal van twee zusjes (Sophia en Kate), weesmeisjes die vechten om te overleven in het wrede, veeleisende leven van het weeshuis. Een schot in de roos. Ik kan nauwelijks wachten tot ik het tweede en derde boek in handen heb!”--Books and Movie Reviews (Roberto Mattos)Bestsellerauteur Morgan Rice komt met een onvergetelijke nieuwe fantasyserie.In Een lied voor wezen (Een troon voor zusters - boek 3), gaat de 17-jarige Sophia op zoek naar haar ouders. Haar zoektocht brengt haar naar verre, vreemde landen… en naar een schokkend geheim dat ze nooit had kunnen vermoeden. De 15-jarige Kate wordt door de heks opgeroepen; de tijd is gekomen om haar schuld te vereffenen. Maar Kate is aan het veranderen. Ze wordt volwassen, en steeds machtiger; en wat zal er van Kate terechtkomen als ze een overeenkomst met de duisternis sluit?Sebastian, een echte romanticus, volgt zijn hart en laat alles achter. Hij wijst zijn familie af zodat hij Sophia kan zoeken. Maar Vrouwe D’Angelica is nog altijd vastberaden om haar te doden, en zou weleens andere plannen kunnen hebben. Een lied voor wezen (Een troon voor zusters - boek 3) is het derde boek in een verbluffende nieuwe fantasyserie vol liefde, liefdesverdriet, tragedie, actie, avontuur, magie, zwaarden, tovenarij, draken, lotsbestemming en bloedstollende actie. Een spannend boek met personages om verliefd op te worden, en een wereld die je nooit meer zult vergeten.Boek 4 van de serie is binnenkort verkrijgbaar.“ krachtige eerste deel van een serie met een combinatie van strijdlustige hoofdrolspelers en uitdagende omstandigheden niet alleen jongvolwassenen zal aanspreken, maar ook volwassen fantasyfans die op zoek zijn naar epische verhalen vol krachtige vriendschappen en vijanden.”--Midwest Book Review (Diane Donovan)







EEN LIED VOOR WEZEN



(EEN TROON VOOR ZUSTERS -- BOEK 3)



MORGAN RICE


Morgan Rice



Morgan Rice is de #1 bestverkopende en USA Today bestverkopende auteur van de epische fantasy serie DE TOVENAARSRING, die bestaat uit zeventien boeken; van de #1 bestverkopende serie DE VAMPIERVERSLAGEN, die bestaat uit twaalf boeken; van de #1 bestverkopende serie DE SURVIVAL TRILOGIE, een post-apocalyptische actiethriller bestaande uit twee boeken; en van de epische fantasy serie KONINGEN EN TOVENAARS, die bestaat uit zes boeken; en van de nieuwe epische fantasy serie OVER KRONEN EN GLORIE. Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en print edities, en vertalingen van de boeken zijn verkrijgbaar in meer dan 25 talen.



Morgan hoort graag van je, dus breng gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek te ontvangen, gratis giveaways te ontvangen, de gratis app te downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven!


Geselecteerde bijvalsbetuigingen voor Morgan Rice



“Als je dacht dat er geen reden meer was om te leven na het einde van DE TOVENAARSRING serie, dan had je het mis. Met DE OPKOMST VAN DE DRAKEN komt Morgan Rice wederom met wat een briljante nieuwe serie belooft te zijn. We worden verzwolgen door een fantasie over trollen en draken, moed, eer, magie en geloof in je lotsbestemming. Morgan is er weer in geslaagd om sterke personages neer te zetten, voor wie we op elke pagina juichen… Aanbevolen voor de permanente bibliotheek van iedereen die houdt van een goed geschreven fantasy novel.”

--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos



“Een fantasy vol actie, die ongetwijfeld fans van Morgan Rice’s voorgaande novels zal bekoren, evenals fans van werken zoals THE INHERITANCE CYCLE van Christopher Paolini… Fans van Young Adult fictie zullen dit meest recente werk van Rice verslinden en smeken om meer.”

--The Wanderer, A Literary Journal (over De Opkomst van de Draken)



“Een fantasy waarbij elementen van mysterie en intriges in de verhaallijn zijn verweven. Een Zoektocht van Helden draait om moed en om het besef dat een levensdoel leidt tot groei, volwassenheid, en excellentie… Voor degenen die op zoek zijn naar stevige fantasy avonturen bieden de protagonisten en de actie een krachtige verzamelingen ontmoetingen die zich richten op Thors evolutie van een dromerig kind naar een jonge volwassene, met onmogelijke overlevingskansen… Het begin van een veelbelovende epische tienerserie.”

--Midwest Book Review (D. Donovan, eBook Reviewer)



“DE TOVENAARSRING heeft alle ingrediënten voor direct succes: samenzweringen, intriges, mysterie, dappere ridders en opbloeiende relaties, compleet met gebroken harten, bedrog en verraad. Het zal je urenlang boeien, en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de permanente collectie van alle liefhebbers van fantasy.”

--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos



“In dit met actie gevulde eerste boek uit de epische Tovenaarsring serie (die nu 14 boeken bevat), stelt Rice de lezers voor aan de 14-jarige Thorgrin “Thor” McLeod, die ervan droomt om zich aan te sluiten bij de krijgsmacht van de Zilveren, de elite ridders die de koning dienen… Rice schrijft goed en de premisse is intrigerend.”

--Publishers Weekly


BOEKEN VAN MORGAN RICE



OLIVER BLUE EN DE SCHOOL VOOR ZIENERS

DE MAGISCHE FABRIEK (boek 1)

DE BOL VAN KANDRA (boek 2)



DE INVASIE KRONIEKEN

TRANSMISSIE (boek 1)



DE WEG VAN STAAL

ALLEEN DE WAARDIGE (boek 1)

ALLEEN DE DAPPERE (boek 2)

ALLEEN DE VOORBESTEMDE (boek 3)



EEN TROON VOOR ZUSTERS

EEN TROON VOOR ZUSTERS (boek 1)

EEN HOF VOOR DIEVEN (boek 2)

EEN LIED VOOR WEZEN (boek 3)



OVER KRONEN EN GLORIE

SLAAF, KRIJGER, KONINGIN (boek 1)

REBEL, GEVANGENE, PRINSES (boek 2)

RIDDER, ERFGENAAM, PRINS (boek 3)

OPSTANDELING, PION, KONING (boek 4)

SOLDAAT, BROEDER, TOVENAAR (boek 5)

HELD, VERRADER, DOCHTER (boek 6)

HEERSER, RIVAAL, BANNELING (boek 7)

OVERWINNAAR, VERLIEZER, ZOON (boek 8)



KONINGEN EN TOVENAARS

DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (boek 1)

DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (boek 2)

DE ZWAARTE VAN EER (boek 3)

EEN SMIDSVUUR VAN MOED (boek 4)

EEN RIJK VAN SCHADUWEN (boek 5)

NACHT VAN DE DAPPEREN (boek 6)



DE TOVENAARSRING

EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (boek 1)

EEN MARS VAN KONINGEN (boek 2)

EEN LOT VAN DRAKEN (boek 3)

EEN SCHREEUW VAN EER (boek 4)

EEN GELOFTE VAN GLORIE (boek 5)

EEN AANVAL VAN MOED (boek 6)

EEN RITE VAN ZWAARDEN (boek 7)

EEN GIFT VAN WAPENS (boek 8)

EEN HEMEL VAN SPREUKEN (boek 9)

EEN ZEE VAN SCHILDEN (boek 10)

EEN BEWIND VAN STAAL (boek 11)

EEN LAND VAN VUUR (boek 12)

EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (boek 13)

EEN EED VAN BROEDERS (boek 14)

EEN DROOM VAN STERVELINGEN (boek 15)

EEN TOERNOOI VAN RIDDERS (boek 16)

DE GAVE VAN STRIJD (boek 17)



DE SURVIVAL TRILOGIE

ARENA ÉÉN: SLAVENDRIJVERS (boek 1)

ARENA TWEE (boek 2)

ARENA DRIE (boek 3)



VAMPIER, GEVALLEN

VOOR ZONSOPKOMST (boek 1)



DE VAMPIERVERSLAGEN

VERANDERD (boek 1)

GELIEFD (boek 2)

VERRADEN (boek 3)

VOORBESTEMD (boek 4)

BEGEERD (boek 5)

VERLOOFD (boek 6)

GEZWOREN (boek 7)

GEVONDEN (boek 8)


Wist je dat ik meerdere series heb geschreven? Als je ze nog niet allemaal hebt gelezen, klik dan op de onderstaande afbeelding om een serie starter te downloaden!






(http://www.morganricebooks.com/read-now/)


Wil jij ook gratis boeken?



Schrijf je in voor de e-mail lijst van Morgan Rice en ontvang 4 gratis boeken, 3 gratis kaarten, 1 gratis app, 1 gratis game, 1 gratis graphic novel, en exclusieve giveaways! Om je in te schrijven ga je naar:

www.morganricebooks.com (http://www.morganricebooks.com)



Copyright В© 2017 door Morgan Rice. Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de V.S. Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of overgedragen worden, in wat voor vorm dan ook, of worden opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur.

Dit ebook is uitsluitend voor jou persoonlijk bedoeld. Dit ebook mag niet doorverkocht worden of weggeven worden aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wil delen, schaf dan alsjeblieft een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.

Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig.


INHOUD



HOOFDSTUK EEN (#u1e443b2d-cee9-53e3-b004-817f39fddaa6)

HOOFDSTUK TWEE (#udc264ba5-8cf7-58b3-9893-8222f1eeffc9)

HOOFDSTUK DRIE (#u3e0de00e-7220-5d8a-8d07-e287b9cb893e)

HOOFDSTUK VIER (#u5c55811f-2a86-400e-b578-758683096892)

HOOFDSTUK VIJF (#u5ddc55bb-37d4-5782-8787-ce033d380e87)

HOOFDSTUK ZES (#ud6087ae3-dce9-45a0-bacb-28c10b8863ea)

HOOFDSTUK ZEVEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHT (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ELF (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWAALF (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DERTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VEERTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHTTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGENTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK EENENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWEEГ‹NTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DRIEГ‹NTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIERENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESENTWINTIG (#litres_trial_promo)




HOOFDSTUK EEN


Kate stond voor Siobhan, en ze was net zo nerveus als voor elk ander gevecht. Ze had zich veilig moeten voelen; ze stond op het terrein van Thomas’ smederij, en deze vrouw was haar mentor.

En toch had ze het gevoel dat de grond op het punt stond onder haar voeten weg te zakken.

“Heb je me gehoord?” vroeg Siobhan. “Het is tijd om je schuld te vereffenen, leerling.”

De schuld die Kate bij Siobhan had vanwege de training die ze haar had gegeven. De schuld waar ze sinds ze de afspraak hadden gemaakt bang voor was geweest, omdat ze wist dat wat Siobhan haar ook zou vragen, het afschuwelijk zou zijn. De bosvrouw was vreemd en wispelturig, machtig en gevaarlijk. Elke opdracht zou moeilijk zijn, en waarschijnlijk zeer onplezierig.

Kate had er zelf mee ingestemd, al had ze niet veel keus gehad.

“Welke schuld?” vroeg Kate uiteindelijk. Ze keek om zich heen of ze Thomas of Will zag, maar niet omdat ze dacht dat de smid of zijn zoon haar konden redden. Ze wilde alleen zeker weten dat ze hier niet bij betrokken zouden raken.

De smid was er niet, en Will ook niet. Zij en Siobhan stonden nu bij de fontein, waar voor de verandering helder water door stroomde: het stenen bouwwerk was niet meer droog en gevuld met bladeren. Kate wist dat het een illusie moest zijn, maar toen Siobhan op de rand van de fontein stapte, leek het echt. Het water maakte zelfs de zoom van haar jurk nat.

“Waar ben je zo bang voor, Kate?” vroeg ze. “Ik vraag je alleen maar om een gunst. Ben je bang dat ik je naar Morgassa stuur om op de zoutvlakten op zoek te gaan naar het ei van een roc, of dat ik je vraag om in de Verre Koloniën tegen magische wezens te vechten? Ik had gedacht dat je dat soort dingen juist leuk vond.”

“En daarom zou je dat niet van me vragen,” raadde Kate.

Siobhan glimlachte. “Je denkt dat ik wreed ben, nietwaar? Dat ik zonder reden handel. De wind kan koud aanvoelen als je geen jas aan hebt, en je zou de reden daarvoor niet kunnen bevatten, niet meer dan… Nou, alles wat ik je zou verbieden zou je als een uitdaging zien, dus laten we dat maar niet doen.”

“Jij bent niet de wind,” merkte Kate op. “De wind kan niet denken, niet voelen, en geen onderscheid maken tussen goed en kwaad.”

“O, is dát het?” zei Siobhan. Ze zat nu op de rand van haar fontein. Toch had Kate het gevoel dat als zij zou proberen hetzelfde te doen, ze erdoorheen zou vallen en ze op het gras bij Thomas’ smederij terecht zou komen. “Je denkt dat ik kwaadáárdig ben?”

Kate wilde dat niet bevestigen, maar ze kon geen manier bedenken om het te ontkennen zonder te liegen. Siobhan was dan wel niet in staat om ver tot Kates geest door te dringen, zoals Kates gave geen effect had op Siobhan, maar ze had het vermoeden dat de vrouw het wel zou weten als ze loog. Dus ze hield haar mond.

“De nonnen van je Gemaskerde Godin zouden het feit dat je hen afslachtte als kwaadaardig hebben beschouwd,” merkte Siobhan op. “De mannen van het Nieuwe Leger die je hebt vermoord zouden je een kwaadaardig kind genoemd hebben, en nog veel erger. Ik weet zeker dat er duizend mensen in Ashton zijn die jou kwaadaardig zouden noemen, alleen al om het feit dat je in staat bent om de gedachten van anderen te lezen.”

“Probeer je me nu te vertellen dat je goed bent?” vroeg Kate.

Siobhan haalde haar schouders op. “Ik probéér je te vertellen welke gunst ik van je vraag. Wat noodzakelijk is. Want dat is het leven, Kate. Een opeenvolging van noodzakelijke dingen. Weet je wat de vloek van macht is?”

Dit klonk als een van Siobhans lessen. Kate werd in deze les in elk geval niet neergestoken.

“Nee,” zei Kate. “Ik weet niet wat de vloek van macht is.”

“Heel simpel,” zei Siobhan. “Als je macht hebt, dan heeft alles wat je doet invloed op het leven. Als je macht hebt en kunt zien wat er komt, dan is het ook een keuze als je ervoor kiest om niet te handelen. Het feit dat je bestaat maakt je verantwoordelijk voor de wereld, en ik besta al heel lang.”

“Hoe lang?” vroeg Kate.

Siobhan schudde haar hoofd. “Dat soort vragen hebben kostbare antwoorden, en jij hebt de prijs voor je training nog steeds niet betaald, leerling.”

“Die gunst die je van me wil vragen,” zei Kate. Ze zag er nog steeds tegen op, en niets wat Siobhan had gezegd had haar angst weggenomen.

“Het is heel simpel,” zei Siobhan. “Er is iemand die moet sterven.”

Ze zei het alsof ze Kate vroeg om een vloer te vegen of een bad met water te vullen. Ze bewoog haar hand, en het water van de fontein glinsterde en toonde een jonge vrouw die door een tuin heen liep. Ze droeg mooie kleren, maar er was geen insigne van een adellijk huis te zien. De vrouw of dochter van een koopman misschien? Iemand die op een andere manier rijk was geworden? Ze zag er mooi uit, glimlachend om een niet-hoorbare grap.

“Wie is dat?” vroeg Kate.

“Haar naam is Gertrude Illiard,” zei Siobhan. “Ze woont in Ashton, op het landgoed van haar vader, de koopman Savis Illiard.”

Kate wachtte op meer, maar er kwam niets. Siobhan gaf geen uitleg, geen verklaring over waarom deze jonge vrouw moest sterven.

“Heeft ze een misdaad begaan?” vroeg Kate. “Iets afschuwelijks gedaan?”

Siobhan fronste een wenkbrauw. “Moet je dat weten om te kunnen doden? Ik dacht het niet.”

Kate voelde woede in zich opwellen. Hoe durfde Siobhan dit van haar te vragen? Hoe dГєrfde ze te eisen dat Kate iemand vermoordde, zonder ook maar enige reden of uitleg?

“Ik ben niet een of andere huurling die je zomaar ergens heen kunt sturen,” zei Kate.

“Is dat zo?” vroeg Siobhan. Ze zette zich af van de rand van de fontein in een beweging die heel kinderlijk leek, alsof ze van een schommel af sprong, of van de rand van een wagen waar ze als straatkind op had meegelift. “Je hebt al vaak genoeg gemoord.”

“Dat was anders,” hield Kate vol.

“Elke seconde van het leven zit vol unieke schoonheid,” stemde Siobhan in. “Maar tegelijkertijd is elke seconde ook hetzelfde als alle anderen. Je hebt genoeg mensen vermoord, Kate. Waarom zou zij anders zijn?”

“Zij verdienden het,” zei Kate.

“O, ze verdienden het,” zei Siobhan, en Kate kon de spottende toon in haar stem horen, ondanks het feit dat ze de achterliggende gedachten niet kon zien. “De nonnen verdienden het vanwege alles wat ze je hadden aangedaan, en de slavenhandelaar vanwege wat hij met je zus wilde doen?”

“Ja,” zei Kate. Dat wist ze in ieder geval zeker.

“En de jongen die je onderweg doodde, omdat hij het lef had achter je aan te gaan?” vervolgde Siobhan. Kate begon zich af te vragen hoeveel de vrouw precies wist. “En de soldaten op het strand omdat… Hoe wil je dat goedpraten, Kate? Was het omdat ze je thuisland binnenvielen, of was het gewoon omdat je orders had gekregen, en er geen tijd was om te vragen waarom?”

Kate deed een stap achteruit, vooral omdat Kate het vermoeden had dat als ze Siobhan sloeg, de consequenties niet te overzien zouden zijn.

“Zelfs nu,” zei Siobhan, “denk ik dat ik een stuk of tien mannen of vrouwen voor je neer zou kunnen zetten waar je maar wat graag je zwaard in zou zetten. Ik zou de ene na de andere tegenstander voor je kunnen vinden, en je zou ze stuk voor stuk uitschakelen. Maar deze is anders?”

“Ze is onschuldig,” zei Kate.

“Dat weet je niet,” antwoordde Siobhan. “Maar misschien heb ik je nog niet verteld over de talloze doden waar ze verantwoordelijk voor is. Alle ellende.” Kate knipperde met haar ogen, en ineens stond ze op de fontein, aan de andere kant. “Of misschien heb ik je nog niet verteld over alle goede dingen die ze heeft gedaan, alle levens die ze heeft gered.”

“Je gaat me niet vertellen welke van de twee het is, of wel?” vroeg Kate.

“Ik heb je een taak gegeven,” zei Siobhan. “Ik verwacht dat je die uitvoert. Jouw vragen en scrupules zijn niet van belang. Dit gaat om de loyaliteit die een leerling haar mentor verschuldigd is.”

Dus ze wilde weten of Kate zou moorden omdat zij daar het bevel toe gaf.

“Je zou deze vrouw zelf kunnen doden, nietwaar?” raadde Kate. “Ik heb gezien wat je kunt, hoe je uit het niets kunt verschijnen. Je hebt voldoende macht om één persoon te doden.”

“En wie zegt dat ik dat niet doe?” vroeg Siobhan. “Misschien is het sturen van mijn leerling wel de makkelijkste manier om dit te doen.”

“Of misschien wil je gewoon zien wat ik doe,” zei Kate. “Dit is een soort test.”

“Alles is een test, liefje,” zei Siobhan. “Heb je dat nu nog niet door? Je zúlt dit doen.”

Wat zou er gebeuren als ze het deed? Zou Siobhan haar zelfs maar toestaan om een vreemde te doden? Misschien was dat wel het spelletje dat ze speelde. Misschien was ze van plan om Kate tot het randje van moord aan te zetten, en vervolgens haar beproeving stop te zetten. Kate hoopte dat dat het geval was, en toch vond ze het niet prettig dat haar op deze manier werd verteld wat ze moest doen.

Dat was echter niet de juiste term voor wat Kate op dat moment voelde. Ze haatte dit. Ze haatte Siobhans constante spelletjes, haar constante verlangen om haar in een soort van gereedschap te veranderen. Door het bos rennen en door spoken worden opgejaagd was al erg genoeg geweest. Dit was erger.

“En als ik nee zeg?” zei Kate.

Siobhans gezicht betrok.

“Denk je dat je een keus krijgt?” vroeg ze. “Je bent mijn leerling, je hebt mij een belofte gedaan. Ik kan met je doen wat ik wil.”

Planten rezen rondom Kate uit de grond, en scherpe doorns veranderden ze in wapens. Ze raakten haar niet aan, maar de dreiging was voelbaar. Het leek erop dat Siobhan nog niet klaar met haar was. Ze gebaarde weer naar het water van de fontein, en het beeld veranderde.

“Ik zou je over kunnen leveren aan een van de pleziertuinen van Zuid-Issetia,” zei Siobhan. “Er is daar een koning die misschien mee wil werken in ruil voor de gave.”

Kate ving een korte glimp op van in zijde geklede meisjes. Ze renden uit voor een man die twee keer zo oud was als zij zelf.

“Ik zou je in de slavenlinies van de Nabijgelegen Koloniën kunnen zetten,” vervolgde Siobhan. Ze gebaarde, en Kate zag lange rijen van werklui met pikhouwelen en schoppen in een opengebroken mijn. “Misschien vertel ik je wel waar je de beste stenen kunt vinden voor kooplieden die doen wat ik wil.”

Het beeld veranderde en liet iets zien wat duidelijk een martelkamer was. Mannen en vrouwen schreeuwden het uit terwijl ze door gemaskerde figuren met hete ijzers werden bewerkt.

“Of misschien lever ik je wel uit aan de priesters van de Gemaskerde Godin, om tot bekering te komen.”

“Dat doe je niet,” zei Kate.

Siobhan reikte naar haar en greep haar zo snel vast dat Kate nauwelijks tijd had om na te denken voordat de vrouw haar hoofd in het water van de fontein duwde. Ze schreeuwde het uit, maar dat betekende dat ze geen tijd had om adem te halen voor ze kopje onder ging. Ze werd omgeven door koud water, en hoewel Kate zich verzette voelde het alsof haar kracht haar ineens had verlaten.

“Je weet niet wat ik wel en niet zou doen,” zei Siobhan, en haar stem leek van heel ver weg te komen. “Je denkt dat ik het leven zie zoals jij het ziet. Je denkt dat ik je tegen zal houden, of aardig zal zijn, of je belédigingen zal negeren. Ik kan je alles laten doen dat ik wil, en dan zou je nog altijd van mij zijn. Van mij, om mee te doen wat ik wil.”

Kate zag dingen in het water. Ze zag schreeuwende figuren die geteisterd werden. Ze zag een ruimte die gevuld was met pijn en geweld, angst en hulpeloosheid. Ze herkende een aantal van hen, omdat ze hen had vermoord. Hun geesten, in elk geval. Ze had ze gezien toen ze haar door het bos hadden opgejaagd. Het waren krijgers die een eed hadden gezworen aan Siobhan.

“Zij hebben me verraden,” zei Siobhan, “en ze hebben boete gedaan voor hun verraad. Jij zult je aan je woord houden, of ik verander je in iets wat nuttiger is. Doe wat ik wil, of je voegt je bij hen, en dient mij zoals zij doen.”

Ze liet Kate los, en Kate kwam snakkend naar adem boven. De fontein was verdwenen, en ze stonden weer in de tuin van de smederij. Siobhan stond op een afstandje bij haar vandaan, alsof er niets was gebeurd.

“Ik wil je vriendin zijn, Kate,” zei ze. “Je wilt mij niet als vijand hebben. Maar ik doe wat ik moet doen.”

“Wat je moet doen?” kaatste Kate terug. “Je denkt dat je me moet bedreigen, of mensen moet laten vermoorden?”

Siobhan spreidde haar handen. “Zoals ik al zei, het is de vloek van macht. Je hebt de potentie om heel goed van pas te komen bij wat er komen gaat, en ik zál daar gebruik van maken.”

“Ik doe het niet,” zei Kate. “Ik kan niet zonder reden een meisje vermoorden.”

Kate viel aan. Niet fysiek, maar met haar krachten. Ze schraapte haar kracht bij elkaar en wierp het als een steen tegen de muren rondom Siobhans geest. Het stuiterde ervan af.

“Je hebt de kracht niet om tegen me te vechten,” zei Siobhan, “en je hebt geen keus. Ik zal het simpeler voor je maken.”

Ze gebaarde, en de fontein verscheen weer. Toen er weer een beeld in het water verscheen, hoefde ze niet te vragen wie het was.

“Sophia?” zei Kate. “Laat haar met rust, Siobhan, ik waarschuw je…”

Siobhan greep haar weer vast en dwong naar met haar afschuwelijke kracht te kijken naar dat beeld.

“Er gaat iemand dood,” zei Siobhan. “Jij kiest wie, simpelweg door te besluiten of je Gertrude Illiard gaat vermoorden. Je kunt haar doden, of je zus gaat dood. Het is jouw keus.”

Kate staarde haar aan. Ze wist dat ze geen keus had, niet echt. Niet als het om haar zus ging. “Goed dan,” zei ze. “Ik doe het. Ik doe wat je wilt.”

Ze draaide zich om en liep in de richting van Ashton. Ze nam geen afscheid van Will, Thomas of Winifred, deels omdat ze het niet wilde riskeren om Siobhan bij hen in de buurt te brengen, en deels omdat ze het gevoel had dat iemand zou zien wat ze moest doen, en dan zouden ze zich voor haar schamen.

Kate schaamde zich. Ze haatte de gedachte aan wat ze op het punt stond te doen, en het feit dat ze zo weinig keus had. Ze kon alleen maar hopen dat het allemaal een test was, en dat Siobhan haar op tijd tegen zou houden.

“Ik moet dit doen,” zei ze tegen zichzelf. “Ik moet wel.”

Ja, fluisterde Siobhans stem, dat klopt.




HOOFDSTUK TWEE


Sophia liep terug naar het kamp dat ze met de anderen had gebouwd, niet wetend wat ze moest doen, wat ze moest denken, wat ze moest voelen. Ze moest zich focussen op elke stap in het donker, maar in werkelijkheid kon ze zich niet concentreren. Niet na wat ze zojuist ontdekt had. Ze struikelde over boomwortels, hield zich aan bomen vast terwijl ze het nieuws probeerde te bevatten. Ze voelde hoe takken met bladeren in haar lange rode haar verstrikt raakten, en hoe boomschors strepen van mos op haar jurk schilderde.

Siennes aanwezigheid kalmeerde haar. De boskat streek met haar lichaam langs haar benen en leidde haar terug naar de plek waar de wagen stond. De cirkel van licht die afkomstig was van het kampvuur leek de enige veilige plek in een wereld die ineens geen fundering meer leek te hebben. Cora en Emeline zaten bij het vuur; het voormalige dienstmeisje van het paleis en het straatmeisje met de gave om gedachten te lezen, en ze keken Sophia aan alsof ze in een geest was veranderd.

Op dat moment wist Sophia niet zeker of dat niet zo was. Ze voelde zich niet substantieel; ze voelde zich onwerkelijk, alsof het minste zuchtje van de wind haar in tien verschillende richtingen kon blazen, en ze zichzelf nooit meer terug zou kunnen vinden. Sophia wist dat ze eruitzag als een wilde, na haar wandeling tussen de bomen door. Ze ging tegen een van de wielen van de wagen zitten en staarde wezenloos voor zich uit. Ondertussen kroop Sienne tegen haar aan, bijna zoals een huiskat gedaan zou hebben.

“Wat is er?” vroeg Emeline. Is er iets gebeurd? voegde ze mentaal toe.

Cora liep ook naar haar toe en raakte Sophia’s schouder aan. “Is er iets aan de hand?”

“Ik…” Sophia lachte, ondanks het feit dat lachen helemaal níét de juiste respons was op wat ze voelde. “Ik denk dat ik zwanger ben.”

Terwijl ze het zei veranderde haar gelach in tranen, en toen ze eenmaal begonnen kon Sophia ze niet meer tegenhouden. Ze stroomden over haar wangen, en zelfs zij wist niet of het tranen van geluk of wanhoop waren, of het door de spanning kwam, of door iets compleet anders.

De anderen hielden haar vast en sloegen hun armen om haar heen, terwijl Sophia’s wereld wazig werd.

“Het komt wel goed,” zei Cora. “We zorgen wel dat het goed komt.”

Sophia zag niet hoe dit ooit goed zou kunnen komen.

“Sebastian is de vader?” vroeg Emeline.

Sophia knikte. Hoe kon ze denken dat er iemand anders was geweest? Toen besefte ze… Emeline dacht aan Rupert, en ze vroeg zich af of zijn poging tot verkrachting misschien verder was gegaan dan ze hadden gedacht.

“Sebastian…” bracht Sophia uit. “Hij is de enige met wie ik ooit naar bed ben geweest. Het is zijn kind.”

HГєn kind. Of dat zou het worden, uiteindelijk.

“Wat ga je doen?” vroeg Cora.

Dat was de vraag waar Sophia geen antwoord op had. Het was de vraag die haar weer dreigde te overweldigen, de vraag die de tranen in haar ogen deed springen als ze erover nadacht. Ze kon niet bedenken wat ze nu moest doen. Ze kon niet bedenken hoe het goed zou komen.

Toch deed ze haar best om erover na te denken. In een ideale wereld zouden zij en Sebastian nu getrouwd zijn. Ze zou erachter zijn gekomen dat ze zwanger was terwijl ze was omgeven door mensen die haar zouden helpen, in een warm, veilig thuis waar Sophia een kind kon grootbrengen.

In plaats daarvan was ze in de koude, natte buitenlucht, en had ze alleen Cora en Emeline om het nieuws aan te vertellen. Zelfs haar zusje kon haar nu niet helpen.

Kate? stuurde ze de duisternis in. Kun je me horen?

Er kwam geen antwoord. Misschien kwam het door de afstand, of doordat Kate te druk was om antwoord te geven. Misschien waren er nog een tiental andere factoren van toepassing. Sophia wist simpelweg niet genoeg over het talent dat zij en haar zusje hadden om te weten wat het kon beperken. Het enige dat ze wist was dat de duisternis haar woorden opslokte, alsof ze ze had geschreeuwd.

“Misschien komt Sebastian je wel zoeken,” zei Cora.

Emeline keek haar ongelovig aan. “Denk je echt dat dat zal gebeuren? Dat een prins op zoek gaat naar een meisje dat hij toevallig zwanger heeft gemaakt? Dat het hem ook maar iets kan schelen?”

“Sebastian is niet zoals de meeste mensen in het paleis,” zei Sophia. “Hij is lief. Hij is een goede man. Hij—”

“Hij heeft je weggestuurd,” merkte Emeline op.

Daar kon Sophia niets tegenin brengen. Sebastian had niet echt een keus gehad toen hij erachter was gekomen dat ze tegen hem had gelogen, maar hij had een manier kunnen vinden om de bezwaren van zijn familie te omzeilen, of hij had achter haar aan kunnen gaan.

Het voelde goed om te denken dat hij zou proberen om haar te vinden, maar hoe waarschijnlijk was dat? Was het realistisch om te hopen dat hij op zoek zou gaan naar iemand die hem had misleid, iemand die had gelogen over wie ze was? Dacht ze soms dat dit een of ander liefdeslied was, waar de galante prins erop uit trok om de liefde van zijn leven te vinden. Zo zat het leven niet in elkaar. De geschiedenis schreef over tal van koninklijke bastaarden, dus wat zou één kind meer uitmaken?

“Je hebt gelijk,” zei ze. “Ik kan er niet op rekenen dat hij me komt zoeken. Zijn familie zou erop tegen zijn, zelfs al zou hij het willen. Maar ik moet hoop houden, want zonder Sebastian… ik denk niet dat ik dit zonder hem kan.”

“Er zijn mensen die kinderen in hun eentje opvoeden,” zei Emeline.

Die waren er inderdaad, maar kon Sophia een van hen zijn? Na alles dat ze in het Huis der Onbekenden had meegemaakt wist ze dat ze nooit, nooit een kind aan een weeshuis zou kunnen overdragen. Maar hoe kon ze nu een kind opvoeden als ze niet eens een veilige plek voor zichzelf kon vinden?

Misschien lagen de antwoorden op die vraag ook wel in de buurt. Het grote huis was nu niet te zien in het donker, maar Sophia wist dat het er was, en de belofte van geheimen had een onweerstaanbare aantrekkingskracht. Het was de plek waar haar ouders hadden gewoond, de plek met de brandende gangen die haar dromen nog altijd teisterden.

Ze zou de waarheid over wie ze was achterhalen, en erachter komen waar haar plek in de wereld was. Misschien zouden die antwoorden haar genoeg stabiliteit geven om haar kind groot te brengen. Misschien zouden ze haar een plek geven waar alles goed zou komen. Misschien kon ze dan eindelijk naar Kate roepen en haar zusje vertellen dat ze een thuis voor hen had gevonden.

“Je… hebt opties,” zei Cora. De aarzeling in haar stem vertelde Sophia wat die opties waren, nog voor ze een blik in haar gedachten had geworpen.

“Je wil dat ik mijn kind weghaal?” zei Sophia. Alleen de gedachte al was… ze wist niet of ze dat wel kon. Hoe kon ze dat nu doen?

“Ik wil dat je doet wat jij denkt dat het beste is,” zei Cora. Ze reikte in een zakje aan haar riem, naast de buideltjes met make-up. “Dit is rakkas poeder. Elke onvrije vrouw leert hierover, want ze kan geen nee zeggen tegen haar meester, en haar meesters echtgenote wil geen kinderen die niet van haar zijn.”

Er zat een pijnlijke, bittere toon in haar stem die Sophia wilde begrijpen. Instinctief reikte ze naar Cora’s gedachten, en ze vond pijn, vernedering, een vrouw van adel die tijdens een feestje de verkeerde kamer was ingelopen.

Er zijn dingen waar zelfs wij ons buiten moeten houden, stuurde Emeline naar haar. Haar uitdrukking verraadde niets van wat ze dacht, maar Sophia kon haar afkeuring voelen. Als Cora ons iets wil vertellen, dan doet ze dat wel.

Sophia wist dat ze gelijk had, maar toch deed het haar pijn dat ze er niet voor haar vriendin kon zijn, zoals Cora er voor haar was geweest met Prins Rupert.

Je hebt gelijk, stuurde ze terug, het spijt me.

Laat Cora maar niet weten dat je aan het rondsnuffelen was. Je weet nooit hoe persoonlijk zulke dingen kunnen zijn.

Sophia wist dat, want Ruperts poging om haar te dwingen zijn minnares te worden was iets waar ze niet over wilde praten, of over wilde denken, of op wat voor manier dan ook mee geconfronteerd wilde worden.

Maar haar zwangerschap was iets anders. Dat ging om haar en Sebastian, en dat was iets groots, gecompliceerd, iets dat mogelijk geweldig zou kunnen zijn. Het was alleen ook een potentiele ramp, voor haar en iedereen om haar heen.

“Je lost het op in water,” legde Cora uit, “en dan drink je het op. De volgende ochtend ben je niet meer zwanger.”

Ze deed het zo simpel klinken. Ze overhandigde het buideltje aan Sophia, maar Sophia aarzelde om het poeder van haar aan te nemen. Ze stak haar hand uit, en alleen al de aanraking voelde als een verraad van iets dat tussen haar en Sebastian was. Toch pakte ze het aan. Ze voelde het gewicht van het buideltje in haar hand, en staarde ernaar alsof het haar de antwoorden kon geven die ze nodig had.

“Je hoeft het niet te doen,” zei Emeline. “Misschien heb je gelijk. Misschien komt die prins van je wel. Of misschien kun je een andere manier bedenken.”

“Misschien,” zei Sophia. Op dat moment wist ze niet wat ze moest denken. Het idee dat ze een kind kreeg met Sebastian had fantastisch kunnen zijn onder andere omstandigheden. Het zou haar gevuld hebben met het vreugdevolle vooruitzicht dat ze een gezinnetje zou beginnen, dat ze zou settelen, dat ze veilig was. Maar hier voelde het als een uitdaging die minstens zo groot was als alle andere gevaren die ze tijdens hun reis naar het noorden waren tegengekomen bij elkaar. Ze wist niet zeker of ze wel tegen die uitdaging opgewassen was.

Waar kon ze nu een kind grootbrengen? Het was niet zo dat ze een plek had om te wonen. Ze had niet eens een eigen tent. Ze had alleen maar de gedeeltelijke beschutting van de wagen om zichzelf te beschermen tegen de motregen in de duisternis. Ze hadden de wagen ook gestolen, dus ze voelden zich nog steeds een beetje schuldig, elke keer dat ze iets aten of dronken. Kon Sophia de rest van haar leven blijven stelen? Kon ze dat doen terwijl ze een kind opvoedde?

Misschien zou ze het halen naar het grote huis dat in het hart van Monthys lag. En wat dan? Het zou een ruГЇne zijn, niet geschikt voor menselijke bewoning, laat staan een veilige plek om een kind groot te brengen. Het was dat, of er zouden al mensen zijn, en dan zou het nog een heleboel moeite kosten om hen te bewijzen wie ze was.

En zelfs als ze daarin zou slagen, wat dan? Ze was een meisje met een tattoo van het masker van de godin, een teken dat bewees dat ze één van de onvrijen was. Dacht ze nu echt dat mensen zo’n meisje zomaar zouden accepteren? Dacht ze echt dat mensen haar zomaar zouden binnenlaten, haar een plek zouden geven waar ze haar kind kon grootbrengen, of haar op wat voor manier dan ook zouden helpen? Dat was niet wat mensen deden met meisjes zoals zij.

Wilde ze wel een kind op deze wereld zetten? Was het wel juist om een hulpeloos kind in zo’n wrede wereld groot te brengen? Het was ook niet zo dat Sophia iets wist over het moederschap, of dat ze haar nakomeling iets te leren had. Alles dat ze had geleerd in haar leven had te maken met de wreedheid die kwam na ongehoorzaamheid, of het geweld dat een wees mocht verwachten.

“We hoeven nu geen beslissing te nemen,” zei Emeline. “Dit kan wachten tot morgen.”

Cora schudde haar hoofd. “Hoe langer je wacht, hoe moeilijker het wordt. Het is beter als—”

“Stop,” zei Sophia, die de naderende discussie onderbrak. “Ophouden. Ik weet dat jullie allebei willen helpen, maar dit is niet iets dat jullie voor mij kunnen beslissen. Ik weet niet eens of ik dat zelf wel kan, maar ik zal wel moeten, en ik moet het alleen doen.”

Ze wenste dat ze er met Kate over kon praten, maar toen ze weer met haar gedachten de nacht in riep, kwam er nog altijd geen antwoord. Hoe dan ook, Kate was waarschijnlijk beter in het oplossen van problemen die te maken hadden met vijanden of achtervolgers. Dit was niet iets waar ze al eerder mee te maken had gehad.

Sophia liep naar de andere kant van de wagen en nam Cora’s poeder met zich mee. Ze vertelde hen niet wat ze ging doen, want op dat moment wist ze dat zelf niet eens. Sienne stond op om achter haar aan te lopen, maar Sophia duwde de boskat met haar gedachten van zich af.

Ze had zich nog nooit zo alleen gevoeld.




HOOFDSTUK DRIE


De laatste keer dat Angelica naar de vertrekken van de Weduwe was gegaan, was het omdat ze haar bij zich had laten roepen. Ze had zich toen al genoeg zorgen gemaakt. Nu ze op eigen initiatief kwam was ze doodsbang, en Angelica haatte dat. Ze haatte het gevoel van machteloosheid dat haar achtervolgde, ondanks het feit dat ze een van de belangrijkste aristocraten in het koninkrijk was. Ze kon doen wat ze wilde met haar dienstmeisjes, met haar zogenaamde vrienden, met de helft van de adel in het koninkrijk. Maar de Weduwe kon haar nog altijd laten executeren.

Het feit dat Angelica haar die macht had gegeven maakte de situatie nog erger. Ze had het gedaan op het moment dat ze had geprobeerd Sebastian te drogeren. Dit was geen koninkrijk waar de monarch iemand kon laten executeren door met haar vingers te knippen, maar in haar geval… er was geen jury van aristocraten die wat zij had gedaan als iets anders dan verraad zou beschouwen, mocht de Weduwe het zover willen laten komen.

Dus ze dwong zichzelf om kalm te blijven toen ze bij de deuren naar de vertrekken van de Weduwe arriveerde. De wachters zeiden niets. Ze wachtten slechts tot Angelica hen zou verzoeken om naar binnen te mogen. Als ze meer tijd had gehad, zou Angelica een dienstmeisje hebben gestuurd om een verzoek te doen. Als ze meer vertrouwen in haar macht had, zou ze de mannen berispt hebben om het feit dat ze haar geen respect toonden.

“Ik wil hare majesteit spreken,” zei Angelica.

“Wij zijn er niet van op de hoogte gesteld dat de koningin iemand zou ontvangen,” zei een van de wachters. Er was geen verontschuldiging, geen beleefdheid. Angelica nam zich stilletjes voor dat ze de man daarvoor zou laten boeten. Misschien als ze een manier kon vinden om hem uit te zenden naar de oorlog?

“Ik wist tot even geleden niet dat het noodzakelijk was,” zei Angelica. “Vraag haar of ze me wil ontvangen, alsjeblieft. Het gaat over haar zoon.”

De wachter knikte en ging naar binnen. Het noemen van Sebastians naam was voldoende om hem te motiveren, zelfs al kon Angelica’s positie dat niet. Misschien wist hij al wat de Weduwe Angelica duidelijk had gemaakt: dat wanneer het op haar zoons aankwam, er weinig was dat ze niet zou doen.

Dat was ook wat Angelica de hoop gaf dat dit zou kunnen werken, maar het was ook wat dit gevaarlijk maakte. De Weduwe zou kunnen voorkomen dat Sebastian zou vertrekken, maar ze kon er net zo goed voor kiezen om Angelica te laten executeren voor het feit dat ze er niet in was geslaagd om hem te verleiden, zoals haar was opgedragen. Maak hem gelukkig, had de oude tang haar gezegd, laat hem niet aan andere vrouwen denken. Ze was duidelijk genoeg geweest.

De wachter kwam al snel weer terug en hield de deur voor Angelica open. Hij boog niet zoals hij zou moeten, en kondigde haar ook niet met haar volledige titel aan.

“Milady d’Angelica,” riep hij in plaats daarvan.

Maar ja, wat voor titels had Angelica die het op konden nemen tegen die van een koningin? Welke macht had zij, die niet verbleekte naast de macht van de vrouw die in de zitkamer van haar vertrekken stond, haar gezicht als een zorgvuldig opgemaakt masker?

Angelica boog, want ze durfde niets anders te doen. De Weduwe gebaarde ongeduldig dat ze moest staan.

“Een onverwachts bezoek,” zei ze zonder te glimlachen, “en nieuws over mijn zoon. Ik denk dat we de formaliteiten wel kunnen overslaan.”

Maar als Angelica niet had gebogen, zou Sebastians moeder het haar ongetwijfeld kwalijk hebben genomen.

“U zei dat ik u ieder nieuwtje over Sebastian moest vertellen, Uwe Majesteit,” zei Angelica.

De Weduwe knikte en ging in een comfortabel uitziende stoel zitten. Ze nodigde Angelica niet uit om te gaan zitten.

“Ik weet wat ik gezegd heb. Ik weet ook wat ik gezegd heb dat er zou gebeuren als je dat niet deed.”

Angelica kon zich de dreigementen maar al te goed herinneren. Het Masker van Lood, de traditionele straf voor verraders. Alleen de gedachte al deed haar huiveren.

“Wel?” vroeg de Weduwe. “Ben je erin geslaagd om mijn zoon de meest gelukkige aanstaande echtgenoot ter wereld te maken?”

“Hij zei dat hij wegging,” zei Angelica. “Hij was kwaad omdat hij vond dat hij gemanipuleerd werd, en zei dat hij achter de hoer aanging waar hij van hield.”

“En jij hebt niets gedaan om hem tegen te houden?” wilde de Weduwe weten.

Angelica kon nauwelijks geloven dat ze dat zei. “Wat had ik moeten doen? Hem bij de deur tackelen? Hem in zijn kamer opsluiten?”

“Moet ik het voor je uitschrijven?” zei de Weduwe. “Sebastian mag dan geen Rupert zijn, maar hij is en blijft een man.”

“Denkt u dat ik dat niet geprobeerd heb?” kaatste Angelica terug. Dat deed haar nog het meeste pijn. Ze was nog nooit eerder afgewezen. Wie ze ook had gewild, of dat nu uit oprecht verlangen was geweest of simpelweg om te bewijzen dat ze hem kon krijgen, ze waren allemaal op haar avances ingegaan. Sebastian was de enige die haar ooit had afgewezen. “Hij is verliefd.”

De Weduwe zat daar en leek een beetje te kalmeren. “Dus je wil me vertellen dat je niet de echtgenote kunt zijn die ik voor mijn zoon nodig heb? Dat je hem niet gelukkig kunt maken? Dat je nutteloos voor me bent?”

Angelica zag het gevaar te laat.

“Dat zei ik niet,” zei ze. “Ik ben alleen gekomen omdat—”

“Omdat je wilde dat ik je problemen voor je oploste, en omdat je bang was voor wat er zou gebeuren als je niet kwam,” zei de Weduwe. Ze ging staan en prikte met haar vinger tegen Angelica’s borst. “Wel, ik ben bereid om je wat advies te geven. Als hij het meisje volgt, zij zal waarschijnlijk naar Monthys gaan, in het noorden. Is dat voldoende voor je, of moet ik ook een kaart voor je tekenen?”

“Hoe weet u dat?” vroeg Angelica.

“Omdat ik weet waar dit om gaat,” snauwde de Weduwe terug. “Laat het duidelijk wezen, Milady. Ik heb al iets gedaan om mijn zoon onder controle te houden. Ik heb jou gestuurd om hem af te leiden. Nu, als het nodig is, zal ik die optie verwerpen, maar dan zou er geen huwelijk zijn, en ik zou… zeer teleurgesteld in je zijn.”

Ze hoefde er verder geen woorden aan vuil te maken. In het beste geval zou Angelica van het hof worden weggestuurd. In het ergste geval…

“Ik maak het goed,” beloofde ze. “Ik zal ervoor zorgen dat Sebastian van mij gaat houden, en alleen van mij.”

“Doe dat,” zei de Weduwe. “Wat het ook kost.”



***



Angelica had geen tijd voor de gebruikelijke finesses van reizen. Dit was niet het moment om in een rijtuig door de stad te hobbelen, ingesloten door een menigte van aanhangers, en omgeven door genoeg dienstmeisjes om haar tot een slentergangetje te vertragen. In plaats daarvan liet ze haar dienstmeisjes haar rijkleding opduiken, en pakte ze zelf een kleine tas in met spullen die ze nodig had. Ze bond zelf haar haar naar achteren in plaats van het te laten invlechten, wetend dat er voor dergelijke zaken geen tijd zou zijn onderweg. Trouwens, er waren dingen waarbij het beter was als ze niet herkend werd.

Ze ging Ashton in met een mantel met kap om zich heen gewikkeld, zodat niemand zou zien wie ze was. Ze zette ook een half masker op, iets dat in de stad gebruikelijk was bij gelovigen. Niemand zou het in twijfel trekken. Ze reed eerst naar de poorten van het kasteel en hield halt bij de wachters, terwijl ze een munt tussen haar vingers ronddraaide.

“Prins Sebastian,” zei ze. “Welke kant is hij opgegaan?”

Ze wist dat ze haar identiteit voor de wachters niet kon verbergen, maar zij zouden waarschijnlijk ook geen vragen stelen. Ze zouden er simpelweg vanuit gaan dat ze de man waar ze van hield, de man met wie ze wilde trouwen, achternaging. En dat was niet eens zo ver van de waarheid.

“Die kant op, Milady,” zei een van de mannen, wijzend. “Dezelfde kant die de meisjes opgingen een paar dagen geleden.”

Angelica had het kunnen weten. Hij wees, en Angelica vertrok. Ze volgde Sebastian door de stad als een hond tijdens de jacht, hopend dat ze hem kon vinden voor hij te ver ging. Ze voelde zich bijna als een soort geest die aan de stad was gebonden. Thuis was ze machtig. Daar kende ze de mensen, en wist ze met wie ze moest praten. Maar hoe verder ze van huis ging, hoe meer ze op haar verstand moest vertrouwen. Ze stelde dezelfde vragen die Sebastian gesteld moest hebben, en kreeg dezelfde antwoorden.

Mensen die zo smerig waren dat ze hen anders nooit zou hebben aangesproken, vertelden haar over hoe Sophia en het dienstmeisje de stad uit waren gevlucht. Ze herinnerden het zich nog omdat het de meest opwindende gebeurtenis van de laatste weken uit hun trieste bestaan was geweest. Misschien zouden zij en Sebastian wel de nieuwste roddel worden. Angelica hoopte van niet. Een roddelende vissersvrouw, die voor haar op haar knieГ«n viel toen ze passeerde, vertelde Angelica over een achtervolging door de straten van de stad. Een straatrat die zo smerig was dat Angelica niet wist of het een jongen of een meisje was, vertelde haar hoe ze in de vaten van een wagen waren gedoken om zich te verstoppen.

“En toen zei de vrouw van de wagen dat ze met haar mee moesten gaan,” zei het smerige wezen tegen haar. “Ze zijn met zijn drieën vertrokken.”

Angelica wierp de straatrat een kleine munt toe. “Als je tegen me liegt, zal ik erop toezien dat je van een van de bruggen wordt gegooid.”

Nu ze over de wagen wist, was het makkelijker om ze te volgen. Ze waren naar de meest noordelijke uitgang van de stad gereden, en dat bevestigde waar ze heen gingen: Monthys. Angelica dreef haar paard aan. Ze hoopte dat de informatie van de Weduwe correct was, en vroeg zich tegelijkertijd af wat de oude vrouw achterhield. Ze vond het niet prettig om een pion in andermans spel te zijn. Op een dag zou die oude heks ervoor boeten.

Vandaag moest ze er echter voor zorgen dat ze Sebastian inhaalde.

Angelica had nog niet bedacht hoe ze zou proberen hem van gedachten te laten veranderen. Hij zou nog altijd een brandend verlangen hebben naar die… die… Angelica kon geen woorden bedenken die wreed genoeg waren voor een Onvrije die zich voordeed als iemand anders, die Angelica’s prins had verleid, die niets dan een belemmering was geweest sinds ze was gearriveerd.

Ze moest voorkomen dat Sebastian haar vond, maar hij zou zijn zoekactie natuurlijk niet stopzetten omdat zij dat vroeg. Dat betekende dat ze moest handelen, en snel ook, als ze wilde dat dit goed afliep.

“Uit de weg!” riep ze, en ze spoorde haar paard aan tot een snelheid die beloofde iedereen die stom genoeg was om in de weg te lopen te verpletteren. Ze reed de stad uit en volgde de route die ze dacht dat de wagen had genomen. Ze reed dwars door velden heen en sprong over heggen, terwijl ze de takken langs haar laarzen voelde schrapen. Zolang ze Sebastian maar kon inhalen voor het te laat was.

Ze naderde een kruispunt en zag een man tegen de wegwijzer leunen. Hij had een fles cider in zijn hand, en zag eruit als iemand die niet van plan was om in beweging te komen.

“Jij,” zei Angelica. “Ben je hier elke dag? Heb je een wagen met drie meisjes langs zien komen, een paar dagen geleden?”

De man aarzelde en staarde naar zijn drank. “Ik—”

“Het maakt niet uit,” zei Angelica. Ze haalde haar portemonnee tevoorschijn, en het gerinkel van Royals was onmiskenbaar. “Nu wel. Een jonge man genaamd Sebastian zal het je vragen, en als je deze munten wilt, moet je zeggen dat je hen hebt gezien. Drie jonge vrouwen, één met rood haar, één gekleed als een dienstmeisje uit het paleis.”

“Drie jonge vrouwen?” zei de man.

“Eén met rood haar,” herhaalde Angelica met wat ze hoopte een gepast geduld. “Ze vroegen om de weg naar Barriston.”

Dat was de verkeerde kant op, natuurlijk. Bovendien was het een reis die Sebastian een tijdje bezig zou houden, en als hij haar niet kon vinden, zou dat zijn dwaze verlangen naar Sophia doen afkoelen. Het zou hem de kans geven om aan zijn verplichtingen te denken.

“Hebben ze dat echt gedaan?” vroeg de man.

“Als je de munten wilt wel,” snauwde Angelica. “De ene helft nu, de andere helft als het gedaan is. Herhaal wat ik heb gezegd, zodat ik weet dat je niet te dronken bent als het zover is.”

Hij slaagde erin om Angelica’s woorden te herhalen, en dat was goed genoeg. Dat moest wel. Angelica gaf hem zijn munt en reed door terwijl ze zich afvroeg hoe lang het zou duren voor hij besefte dat ze niet met de rest terug zou komen. Hopelijk pas nadat Sebastian langs was geweest.

Tegen die tijd zou zij allang verdwenen zijn. Ze kon het zich niet veroorloven dat Sebastian haar zou zien, of dat hij erachter zou komen wat ze had gedaan. Bovendien kon ze wel een goede voorsprong gebruiken. Het was een lange reis naar Monthys, en Angelica moest doen wat ze moest doen voordat Sebastian besefte dat hij een fout had gemaakt en achter haar aan kwam.

“Ik red het wel,” verzekerde Angelica zichzelf terwijl ze naar het noorden reed. “Ik zal het gedaan krijgen, en ik ben terug in Ashton voordat Sebastian doorheeft dat er iets mis is.”

Het gedaan krijgen. Dat was een delicate manier om het te verwoorden. Alsof ze nog in het paleis was en schok veinsde, terwijl ze de indiscreties van een of andere aristocrate in de geruchtenmolen gooide. Waarom niet gewoon zeggen wat ze bedoelde? Dat er, zodra ze Sophia had gevonden, maar één ding was dat ervoor zou zorgen dat ze zich nooit meer met haar leven of dat van Sebastian kon bemoeien; één ding dat duidelijk zou maken dat Sebastian van haar was, en dat de Weduwe ervan zou overtuigen dat Angelica tot alles bereid was om haar positie veilig te stellen. Eén ding waardoor Angelica zich veilig zou kunnen voelen.

Sophia moest sterven.








HOOFDSTUK VIER


Sebastian twijfelde er niet aan dat hij in de problemen zou komen voor wat hij nu deed. Hij was weggereden van het paleis, hij had zijn moeders bevelen genegeerd, en liep weg voor het huwelijk dat ze voor hem had geregeld. Voor een andere aristocraat zou het genoeg zijn geweest om onterfd te worden. Voor de zoon van de Weduwe stond het gelijk aan verraad.

“Zover zal het niet komen,” zei Sebastian terwijl zijn paard over de weg galoppeerde. “En zelfs als dat wel gebeurt, Sophia is het waard.”

Hij wist wat hij opgaf door dit te doen. Als hij haar had gevonden, als hij met haar was getrouwd, dan zouden ze niet zomaar terug naar Ashton kunnen gaan, in het paleis kunnen gaan wonen en ervan uit gaan dat iedereen gelukkig was. Als ze Гјberhaupt in staat zouden zijn om terug te keren, zou dat onder een wolk van schande zijn.

“Het kan me niet schelen,” zei Sebastian tegen zijn paard. Het feit dat hij zich druk had gemaakt over schande en eer was ten slotte wat hem in deze situatie had gebracht. Hij had Sophia aan de kant gezet vanwege wat hij dacht dat mensen over haar zouden denken. Hij had hen niet eens gevraagd wat ze vonden; hij had gewoon gehandeld, wetend wat ze zouden zeggen.

Het was een zwakke, laffe daad geweest, en nu wilde hij het goed maken, als dat kon.

Sophia was tien keer meer waard dan de aristocraten waar hij mee was opgegroeid. Honderd keer. Het deed er niet toe dat ze het teken van de Gemaskerde Godin om haar kuit getatoeГ«erd had, ze was de enige vrouw waar Sebastian mee wilde trouwen.

Hij wilde zeker niet trouwen met Milady d’Angelica. Zij was alles dat het hof vertegenwoordigde: verwaand, oppervlakkig, manipulatief, en alleen maar gefocust op haar eigen rijkdom en succes. Het deed er niet toe dat ze mooi was, dat ze uit een goede familie kwam, dat ze intelligent was, of dat ze voor een bondgenootschap kon zorgen. Ze was niet de vrouw die Sebastian wilde.

“Ik was wel hard tegen haar toen ik vertrok,” zei Sebastian. Hij vroeg zich af wat de mensen zouden denken van het feit dat hij zo tegen zijn paard praatte. Maar de realiteit was dat het hem niet kon schelen wat mensen dachten, en bovendien luisterde het paard beter naar hem dan de mensen in het paleis.

Hij wist hoe de zaken er aan toe gingen daar. Angelica had niet geprobeerd om hem erin te luizen; ze had simpelweg geprobeerd om vervelend nieuws op de best mogelijke manier te vertellen. Wanneer je het bekeek vanuit het perspectief van een wereld waar ze geen keus hadden met wie ze trouwden, zou je het zelfs als vriendelijkheid kunnen beschouwen.

Maar Sebastian wilde niet langer op die manier denken.

“Ik wil niet vastzitten op een plek waar mijn enige plicht is om in leven te blijven, voor het geval dat Rupert sterft,” zei hij tegen zijn paard. “Ik wil niet ergens blijven waar mijn waarde beschouwd wordt als dat van een fokdier, of als iets dat kan worden doorverkocht ten behoeve van de juiste connecties.”

Als je het zo bekeek, begreep zijn paard zijn situatie waarschijnlijk beter dan welke aristocraat dan ook. De beste paarden werden tenslotte ook doorverkocht voor de fok? De aristocraten die hielden van racen of jagen hielden toch ook bestanden bij van elke lijn, elk veulen? Zij zouden toch ook liever hun eigen prijshengsten doden voor ze een enkele druppel van het verkeerde bloed zouden toelaten?

“Ik zal haar vinden, en dan zoek ik een priester die ons kan trouwen,” zei Sebastian. “Zelfs als Moeder ons van verraad wil beschuldigen, zal ze eerst het Assemblee van Aristocraten moeten overtuigen.”

Zij zouden niet zomaar een prins laten executeren. Waarschijnlijk zouden een aantal van hen wel meelevend zijn. En als dat niet werkte, konden hij en Sophia altijd nog naar de berglanden in het noorden vluchten, of ongezien het Meswater oversteken, of zich misschien zelfs terugtrekken in het gebied waar Sebastian hertog moest zijn. Ze zouden wel een manier vinden.

“Eerst moet ik haar zien te vinden,” zei Sebastian. Zijn paard bracht hem de stad uit, het platteland op.

Hij had er vertrouwen in dat hij haar in zou halen, ondanks de voorsprong die ze nu moest hebben. Hij had mensen gevonden die hadden gezien wat er gebeurd was toen ze het paleis was ontvlucht. Hij had wachters om hun rapporten gevraagd, geluisterd naar de verhalen van de mensen uit de stad. De meesten van hen waren voorzichtig geweest met wat ze tegen hem zeiden, maar hij was erin geslaagd om voldoende informatie bij elkaar te schrapen om te weten welke kant Sophia op was gegaan.

Hij had gehoord dat ze met een wagen was. Dat betekende dat ze sneller bewoog dan ze te voet zou hebben gedaan, maar bij lange na niet zo snel als Sebastian te paard was. Hij zou een manier vinden om haar in te halen, zelfs al zou het betekenen dat hij niet kon rusten. Misschien was dat wel deel van zijn straf voor het feit dat hij haar aan de kant had gezet.

Sebastian reed door tot hij het kruispunt voor zich zag opdoemen. Hij hield zijn paard in tot hij stapvoets reed, terwijl hij probeerde te bedenken welke kant hij op moest.

Er stond een man te slapen, leunend tegen de wegwijzer, een strooien hoed over zijn ogen getrokken. De kruik met cider die naast hem stond, suggereerde waarom hij snurkte als een ezel. Sebastian liet hem slapen en keek op naar de wegwijzer. In het oosten lag de kust, maar Sebastian betwijfelde dat Sophia over de middelen beschikte om een schip te nemen, of dat ze ergens heen kon overzee. Als hij naar het zuiden reed zou hij weer in Ashton uitkomen, dus dat viel af.

Dan bleven er dus de weg naar het noorden en de weg naar het westen over. Zonder aanvullende informatie had Sebastian geen idee welke kant hij op moest. Hij zou kunnen zoeken naar wielsporen in de weg, maar dat zou impliceren dat hij de vaardigheden had om te weten waar hij naar zocht. Bovendien zou hij de sporen van Sophia’s wagen met geen mogelijkheid kunnen onderscheiden van die van de honderd andere wagens die de afgelopen dagen voorbij hadden kunnen zijn gereden.

Hij zou dus toch om hulp moeten vragen.

Voorzichtig duwde Sebastian met de teen van zijn laars tegen de voet van de slapende man. Hij deed een stap achteruit toen de man wakker schrok, want hij wist niet hoe iemand die zo dronken was op hem zou reageren.

“Tisser?” bracht de man uit. Hij slaagde erin om zichzelf overeind te hijsen, wat behoorlijk indrukwekkend leek gezien zijn toestand. “Wie ben je? Wat wil je?”

Zelfs nu nog leek hij zich aan de paal te moeten vasthouden. Sebastian begon zich af te vragen of het wel een goed idee was geweest om hem wakker te maken.

“Ben je hier vaker?” vroeg hij. Hoewel hij een ja als antwoord nodig had, hoopte hij dat het nee was, want wat zou dat zeggen over het leven van de man?

“Waarom wil je dat weten?” kaatste de dronkaard terug.

Sebastian begon te beseffen dat hij hier niet zou vinden wat hij zocht. Zelfs als deze man een groot deel van zijn tijd bij de kruising doorbracht, betwijfelde Sebastian dat hij nuchter genoeg zou zijn om veel op te merken.

“Het maakt niet uit,” zei hij. “Ik ben op zoek naar iemand die hier misschien langs is gekomen, maar ik betwijfel dat je me kunt helpen. Sorry dat ik je lastig heb gevallen.”

Hij draaide zich weer om naar zijn paard.

“Wacht,” zei de man. “Jij… je bent Sebastian, nietwaar?”

Sebastian stopte doen hij zijn naam hoorde en wendde zich fronsend tot de man.

“Hoe weet je mijn naam?” vroeg hij.

De man wankelde even. “Welke naam?”

“Mijn naam,” zei Sebastian. “Je noemde me net Sebastian.”

“Wacht, jij bent Sebastian?”

Sebastian deed zijn best om geduldig te blijven. Deze man was duidelijk naar hem op zoek, en Sebastian kon slechts een paar redenen bedenken waarom dat het geval zou zijn.

“Ja, dat ben ik,” zei hij. “Wat ik wil weten is waarom je naar me op zoek bent.”

“Ik was…” De man zweeg even en fronste een wenkbrauw. “Ik moest je een boodschap geven.”

“Een boodschap?” zei Sebastian. Het leek te mooi om waar te zijn, maar toch durfde hij te hopen. “Van wie?”

“Er was een vrouw,” zei de dronkaard, en dat was genoeg om de vonkjes hoop in een groot vuur te doen oplaaien.

“Welke vrouw?” vroeg Sebastian.

De man keek hem echter niet meer aan. Het zag er eerder uit alsof hij weer half in slaap viel. Sebastian greep hem vast en hield hem overeind terwijl hij hem wakker schudde.

“Welke vrouw?” herhaalde hij.

“Er was iets… een roodharige vrouw, op een wagen.”

“Dat is haar!” zei Sebastian, die overspoeld werd door opwinding. “Was dit een paar dagen geleden?”

De dronkaard nam zijn tijd om na te denken. “Ik weet niet. Zou kunnen. Welke dag is het?”

Sebastian negeerde dat. Het was voldoende dat hij het aanknopingspunt had gevonden dat Sophia voor hem had achtergelaten. “Die vrouw… dat is Sophia. Waar ging ze heen? Wat was haar boodschap?”

Hij schudde de dronkaard weer door elkaar toen hij weer leek af te dwalen, en Sebastian moest toegeven dat dat deels uit frustratie was. Hij moest weten wat voor boodschap Sophia bij deze man had achtergelaten.

Waarom hij? Was er niemand anders geweest bij wie Sophia een boodschap had kunnen achterlaten? Terwijl hij keek naar de man die hij overeind hield, wist Sebastian het antwoord op die vraag: ze was er zeker van geweest dat Sebastian hem zou tegenkomen, want ze had geraden dat hij nergens heen zou gaan. Hij was de beste manier geweest om een boodschap over te brengen.

Wat betekende dat ze wilde dat hij haar volgde. Ze wilde dat hij in staat was om haar te vinden. Alleen die gedachte al was genoeg om Sebastians hart te doen opzwellen van vreugde, want het betekende dat Sophia misschien bereid was om hem te vergeven. Ze zou hem geen manier bieden om haar te volgen als ze niet geloofde dat ze nog samen konden zijn, nietwaar?

“Wat was de boodschap?” herhaalde Sebastian.

“Ze gaf me geld,” zei de man. “Ze dat ik moest zeggen dat… verdomme, ik weet dat ik het onthouden heb…”

“Denk,” zei Sebastian. “Het is belangrijk.”

“Ze zei dat ik je moest vertellen dat ze naar Barriston is gegaan!” zei de dronkaard triomfantelijk. “Zei dat ik moest zeggen dat ik het met mijn eigen ogen gezien had.”

“Barriston?” vroeg Sebastian, terwijl hij naar de wegwijzer keek. “Je weet het zeker?”

De stad leek geen plek waar Sophia iets te zoeken had, maar misschien was dat het punt ook wel, aangezien ze op de vlucht was. Het was een provinciaal stadje, niet zo groot of dichtbevolkt als Ashton, maar het had wel wat rijkdom dankzij de handschoenen industrie. Misschien was het wel een goede plek voor Sophia om heen te gaan.

De man knikte, en dat was genoeg voor Sebastian. Als Sophia een boodschap voor hem had achtergelaten, dan deed het er niet toe wie ze had gekozen om die boodschap af te leveren. Wat ertoe deed was dat hij haar boodschap ontvangen had, en dat hij wist welke kant hij op moest. Om de man bij de kruising te bedanken, wierp Sebastian hem een munt uit zijn buideltje toe, en klom toen haastig weer in het zadel.

Hij stuurde zijn paard richting het westen en spoorde het aan in de richting van Barriston. Het zou tijd kosten om er te komen, maar hij zou zo snel mogelijk rijden. Hij zou haar daar vinden, of misschien kon hij haar onderweg wel inhalen. Hoe dan ook, hij zou haar vinden, en ze zouden weer samen zijn.

“Ik kom eraan, Sophia,” beloofde hij. Hij denderde door het landschap van de Ridings.

Nu hij wist dat ze gevonden wilde worden, zou hij alles doen om haar in te halen.




HOOFDSTUK VIJF


Weduwe Koningin Mary van het Huis van Flamberg stond midden in haar tuin. Ze bracht een witte roos naar haar neus en snoof de delicate geur op. Ze was er in de afgelopen jaren goed in geworden om haar ongeduld te verbergen, en als het op haar oudste zoon aankwam, was ongeduld een emotie die ze veel te vaak voelde.

“Wat is dit voor roos?” vroeg ze aan een van de hoveniers.

“Een soort die door een van onze onvrije hoveniers is gekweekt,” zei de man. “Ze noemt haar de Heldere Ster.”

“Feliciteer haar ermee, en zeg haar dat ze vanaf nu bekend zal staan als de Ster van de Weduwe,” zei de koningin. Het was zowel een compliment als een herinnering voor de tuinier aan het feit dat zij die de schuld van de onvrijen bezaten, met haar creaties konden doen wat ze wilden. Het was een tweezijdige, efficiënte actie waar de Weduwe van genoot.

Ze was er goed in geworden. Na de burgeroorlogen was het makkelijk geweest om af te glijden in machteloosheid. In plaats daarvan had ze de balanspunten gevonden tussen het Assemblee van Aristocraten en de kerk van de Gemaskerde Godin, de ongewassen massa’s en de kooplieden. Ze had het gedaan met intelligentie, meedogenloosheid en geduld.

Maar zelfs haar geduld had zijn beperkingen.

“Maar eerst,” zei de Weduwe, “wil ik je vragen om mijn zoon weg te sleuren uit welk bordeel hij dan ook zit, en hem eraan te herinneren dat zijn koningin op hem wacht.”

De Weduwe stond bij een zonnewijzer en zag de schaduw verschuiven terwijl ze wachtte op de mislukkeling die de erfgenaam van het koninkrijk moest zijn. De zonnewijzer was de breedte van een hele vinger verschoven tegen de tijd dat ze Ruperts voetstappen hoorde naderen.

“Ik denk dat ik seniel begin te worden,” zei de Weduwe, “want het is duidelijk dat ik dingen vergeet. Het feit dat ik je een half uur geleden bij me heb laten roepen, bijvoorbeeld.”

“Ook goedendag, Moeder,” zei Rupert, die er allesbehalve berouwvol uitzag.

Het zou beter geweest zijn als ze wist dat hij zijn tijd verstandig benut had. Maar de slonzige staat van zijn kleren vertelde haar dat ze goed had geraden waar hij was geweest. Dat, of hij was op jacht geweest. Er waren zo weinig activiteiten waar haar oudste zoon echt om leek te geven.

“Ik zie dat je blauwe plekken beginnen te vervagen,” zei de Weduwe. “Of heb je eindelijk geleerd om ze met poeder te camoufleren?”

Ze zag haar zoon rood aanlopen van woede, maar het kon haar niet schelen. Als hij had gedacht dat hij in staat was om naar haar uit te halen zou hij dat jaren geleden al gedaan hebben, maar Rupert wist dondersgoed op wie hij zich wel en niet kon afreageren.

“Ik werd overrompeld,” zei Rupert.

“Door een dienstmeisje,” antwoordde de Weduwe kalm. “Van wat ik heb gehoord probeerde je jezelf aan de voormalige verloofde van je broer op te dringen.”

Rupert stond daar even, zijn mond open. Had hij inmiddels niet geleerd dat zijn moeder alles hoorde over wat er in haar koninkrijk, en in haar thuis, gaande was? Dacht hij dat iemand machthebber van een eiland kon blijven dat zo verdeeld was als dit, zonder spionnen te hebben? De Weduwe zuchtte. Hij had echt nog veel te leren, maar hij toonde weinig initiatief.

“Sebastian had haar al aan de kant gezet,” hield hij vol. “Ze was vogelvrij, en bovendien niets meer dan een onvrije hoer.”

“Al die dichters die je beschrijven als een gouden prins hebben je nooit in levenden lijve ontmoet, of wel?” zei de Weduwe. Ze zou er heel wat geld voor over hebben om ervoor te zorgen dat de gedichten de waarheid beschreven. Een prins zou de reputatie moeten hebben die hij wilde, niet de reputatie die hij verdiende. Met een goede reputatie zou Rupert zelfs de goedkeuring van het Assemblee van Aristocraten kunnen verkrijgen, als de tijd kwam dat hij moest regeren. “En het kwam niet bij je op dat Sebastian weleens kwaad zou kunnen zijn als hij hoort wat je probeerde te doen?”

Rupert fronste, en de Weduwe kon zien dat haar zoon het niet begreep.

“Waarom zou hij? Hij ging niet met haar trouwen, en bovendien ben ik de oudste. Ik zal op een dag zijn koning zijn. Hij zou niets durven doen.”

“Als je dat denkt,” zei de Weduwe, “dan ken je je broer niet.”

Rupert lachte. “En u kent hem wel, Moeder? Proberen hem uit te huwelijken? Geen wonder dat hij ervandoor is gegaan.”

De Weduwe slikte haar woede weg.

“Ja, Sebastian is ervandoor gegaan. Ik moet toegeven dat ik zijn gevoelens voor haar heb onderschat, maar dat is op te lossen.”

“Door met het meisje af te rekenen,” zei Rupert.

De Weduwe knikte. “Ik neem aan dat jij dat zelf wilt doen?”

“Absoluut.”

Rupert aarzelde geen seconde. Dat had de Weduwe ook niet verwacht. Wat goed was, want een machthebber moest niet terugdeinzen voor wat nodig was, al betwijfelde ze dat Rupert op die manier dacht. Hij wilde alleen maar wraak voor de blauwe plekken die zijn anders zo perfecte gezicht ontsierden.

“Laten we één ding duidelijk stellen,” zei de Weduwe. “Het is noodzakelijk dat het meisje sterft, zowel omdat ze je heeft beledigd, als vanwege de… moeilijkheden die ze zou kunnen veroorzaken.”

“Met een huwelijk tussen Sebastian en een ongeschikt meisje,” zei Rupert. “Zo beschamend.”

De Weduwe plukte een van de bloemen die in de buurt groeiden. “Schande is als deze roos. Ze ziet er onschuldig uit. Ze trekt de aandacht. Maar ze heeft nog altijd scherpe doorns. Onze macht is een illusie die in leven wordt gehouden omdat mensen op ons vertrouwen. Als ze ons te schande zetten, kan dat vertrouwen beschaamd worden.” Ze sloot haar hand en negeerde de pijn terwijl ze de roos fijnkneep. “Hier moet iets aan gedaan worden, wat het ook kost.”

Het was beter om Rupert te laten denken dat dit ging om het behouden van prestige. Het was beter dan het erkennen van het gevaar dat het meisje vertegenwoordigde. Toen de Weduwe erachter was gekomen wie ze echt was… wel, de wereld was veranderd in een vlijmscherp iets, glimmend, vol scherpe randen. Ze kon het risico niet nemen.

“Ik zal haar doden,” zei Rupert.

“In stilte,” voegde de Weduwe toe. “Zonder ophef. Ik wil niet dat je meer problemen creëert dan je oplost.”

“Ik handel het wel af,” hield Rupert vol.

De Weduwe was daar niet van overtuigd, maar ze had nog andere pionnen in het spel als het op het meisje aankwam. De truc was om alleen degenen te gebruiken die hun eigen redenen hadden om te handelen. Als ze bevelen zou geven, zou ze alleen maar aandacht trekken naar het feit dat het meisje de moeite waard was om in de gaten te houden.

Het had haar veel wilskracht gekost om niet te reageren toen ze Sophia de eerste keer had gezien, bij het diner. Om niet te verraden wat ze voelde toen ze haar zag, en toen Sebastian had aangekondigd dat hij van plan was met haar te trouwen.

Het feit dat haar jongste zoon achter haar aan was gegaan maakte alles nog gecompliceerder. Sebastian was altijd de meest stabiele geweest, de slimste, de meest plichtsgetrouwe. Hij zou in veel opzichten een betere koning zijn dan zijn broer, maar dat was niet hoe deze dingen werkten. Nee, zijn rol was om een rustig leven te leiden en te doen wat hem gezegd werd, niet om ervandoor te gaan.

“Ik heb nog een taak voor je,” zei de Weduwe. Ze liep over een pad door de tuin en dwong Rupert haar te volgen, zoals een hond zijn baasje volgde. In dit geval was Rupert een jachthond, en stond zij op het punt om de geur te verstrekken.

“Heeft u me nog niet genoeg taken gegeven, Moeder?” wilde hij weten. Sebastian zou haar niet tegengesproken hebben. Had haar nooit tegengesproken, behalve bij de ene kwestie die belangrijk was.

“Je veroorzaakt minder problemen als je het druk hebt,” zei de Weduwe. “Hoe dan ook, dit is een taak waar je aanwezigheid daadwerkelijk van pas zou kunnen komen. Je broer heeft uit emotie gehandeld door er zo vandoor te gaan. Ik denk dat zijn broer nodig is om hem terug te halen.”

Rupert lachte. “Afgaande op de manier waarop hij is vertrokken, zal er een heel regiment nodig zijn om hem terug te halen.”

“Dan neem je een regiment mee,” beet de Weduwe hem te. “Je hebt een commissie, maak daar dan ook gebruik van. Neem de mannen mee die je nodig hebt. Zoek je broer en breng hem terug.”

“Ongeschonden, neem ik aan?” zei Rupert.

De Weduwe kneep haar ogen samen. “Hij is je broer, Rupert. Je doet hem niet meer pijn dan noodzakelijk is om hem veilig thuis te krijgen.”

Rupert keek naar beneden. “Natuurlijk, Moeder. Terwijl ik hiermee bezig ben, wilt u dan iets voor mij doen?”

Er was iets aan de manier waarop hij het zei dat zorgde dat de Weduwe zich naar hem omdraaide.

“Wat had je in gedachten?” vroeg ze.

Rupert glimlachte en gebaarde. Aan de andere kant van de tuin verscheen een figuur in de gewaden van een priester. Toen hij dichterbij kwam, boog hij diep.

“Moeder,” zei Rupert, “mag ik u voorstellen aan Kirkus, tweede secretaris van de hogepriesteres van de Gemaskerde Godin?”

“Justina heeft u gestuurd?” vroeg de Weduwe. Ze gebruikte bewust de naam van de hogepriesteres, om de man te herinneren aan het gezelschap waar hij zich in bevond.

“Nee, uwe majesteit,” zei de priester, “maar er is een uiterst belangrijke kwestie waarvan ik u op de hoogte moet stellen.”

De Weduwe zuchtte. In haar ervaring hadden uiterst belangrijke kwesties voor priesters meestal te maken met donaties aan hun tempels, de noodzaak tot het straffen van de zondaars die schijnbaar niet voldoende waren getroffen door de wet, of verzoeken om in te mogen grijpen in de affaires van hun broeders aan de andere kant van het Meswater. Justina had geleerd om dergelijke affaires voor zichzelf te houden, maar haar onderdanen hadden vaak de neiging om haar als in zwarte gewaden gehulde wespen te irriteren.

“Het is het waard om hem aan te horen, Moeder,” zei Rupert. “Hij heeft wat tijd aan het hof doorgebracht, op zoek naar mensen die hem willen aanhoren. U vroeg waar ik eerder was? Wel, ik was op zoek naar Kirkus, omdat ik dacht dat u wel zou willen weten wat hij te melden heeft.”

Dat was genoeg om de aandacht van de Weduwe te trekken. Iedereen die erin slaagde om Ruperts aandacht af te leiden van de vrouwen aan het hof was haar aandacht waardig, in ieder geval even.

“Goed dan,” zei ze. “Wat heeft u te zeggen, tweede secretaris?”

“Uwe Majesteit,” zei de man, “er is een meedogenloze aanslag op het Huis der Onbekenden gepleegd, en daarmee ook op de rechten van het priesterschap.”

“U dacht dat ik dit nog niet wist?” kaatste de Weduwe terug. Ze wierp een blik op Rupert. “Je dacht dat dit nieuws was?”

“Uwe majesteit,” hield de priester vol, “het meisje dat onze nonnen heeft gedood is niet gestraft. Ze heeft asiel gevonden bij een van de Vrije Compagnieën. Bij de mannen van Heer Cranston.”

De naam trok de aandacht van de Weduwe.

“Het regiment van Heer Cranston is in het verleden zeer behulpzaam geweest,” zei de Weduwe. “Ze hebben geholpen om een strijdmacht van plunderaars te verslaan.”

“Is dat—”

“Stil,” snauwde de Weduwe. “Als Justina dit echt een probleem vindt, had ze er wel iets over gezegd. Rupert, waarom kom je hiermee bij mij?”

Haar zoon glimlachte als een haai. “Omdat ik vragen heb gesteld, Moeder. Ik ben zeer grondig geweest.”

Wat betekende dat hij iemand had gemarteld. Was dat echt de enige manier waarop haar zoon dingen gedaan kon krijgen?

“Ik geloof dat het meisje dat Kirkus zoekt het zusje van Sophia is,” zei Rupert. “Een aantal overlevenden uit het Huis der Onbekenden spraken over twee zusjes, waarvan de ene de ander probeerde te redden.”

Twee zusjes. De Weduwe slikte. Ja, dat was logisch, nietwaar? Zij had zich op Sophia geconcentreerd, maar als het andere meisje ook nog leefde, kon zij net zo goed een bedreiging vormen. Misschien wel meer, afgaande op de schade die ze tot dusver had aangericht.

“Dank u, Kirkus,” bracht ze uit. “Ik zal deze situatie afhandelen. Ik zal dit onmiddellijk met mijn zoon bespreken.”

Ze slaagde erin om het in een verwerping te veranderen, en de man haastte zich weg. Ze probeerde na te denken. Het was duidelijk wat er nu moest gebeuren. De vraag was alleen hoe. Ze dacht even na… ja, dat zou kunnen werken.

“Dus,” zei Rupert, “wilt u dat ik haar zusje ook afmaak? Ik neem aan dat we willen voorkomen dat dat wraak komt nemen?”

Natuurlijk dacht hij dat het daarom ging. Hij wist niet wat het echte gevaar was dat de meisjes vertegenwoordigden, of de problemen die zouden kunnen ontstaan als iemand achter de waarheid kwam.

“Wat stel je voor?” zei de Weduwe. “Het opnemen tegen het regiment van Peter Cranston? Ik zou een zoon verliezen als je dat doet, Rupert.”

“U denkt dat ik hen niet kan verslaan?” kaatste hij terug.

De Weduwe wuifde dat weg. “Ik denk dat er een makkelijkere manier is. Het Nieuwe Leger verzamelt zich, dus we hoeven het regiment van Heer Cranston alleen maar naar hen toe te sturen. Als ik de strijd zorgvuldig uitkies zullen onze vijanden verslagen worden terwijl het meisje sterft, en dan zal het er uitzien als niets meer dan een anoniem graf in een oorlog.”

Rupert keek haar met een soort bewondering aan. “Nou, Moeder, ik heb nooit geweten dat u zou koelbloedig kon zijn.”

Nee, dat had hij niet, want hij had niet gezien wat ze had gedaan om haar macht te behouden. Hij had met rebellen gevochten, maar hij had de burgeroorlogen niet meegemaakt, of wat er in de nasleep van die oorlogen was gebeurd. Rupert dacht waarschijnlijk dat hij een man zonder grenzen was, maar de Weduwe had op de harde manier ondervonden dat ze alles zou doen om de troon veilig te stellen.

Desondanks was het zinloos om er nog meer tijd in te investeren. Spoedig zou dit voorbij zijn. Sebastian zou veilig thuiskomen, Rupert zou zijn vernedering gewroken hebben, en twee meisjes die allang dood hadden moeten zijn zouden spoorloos verdwijnen.








HOOFDSTUK ZES


“Het is een test,” fluisterde Kate tegen zichzelf terwijl ze achter haar slachtoffer aan sloop. “Het is een test.”

Ze bleef het herhalen, misschien in de hoop dat herhaling het waar zou maken, misschien omdat het de enige manier was om te zorgen dat ze Gertrude Illiard bleef volgen. Ze bleef in de schaduwen terwijl ze op het balkon van haar woning zat te ontbijten, en glipte ongezien door de menigte als de dochter van de koopman met haar vriendinnen over de vroege ochtendmarkt liep.

Savis Illiard had honden en bewakers om zowel zijn eigendom als zijn dochter te beschermen, maar de bewakers stonden al te lang op hun post en vertrouwden op de honden, die Kate met haar gave gemakkelijk kon kalmeren.

Kate keek naar de vrouw die ze moest vermoorden, en de waarheid was dat ze het inmiddels al tien keer had kunnen doen. Ze had door de menigte naar haar toe kunnen rennen en een mes tussen haar ribben kunnen duwen. Ze had een kruisboog bout of zelfs een steen met een fatale kracht kunnen afvuren. Ze had zelfs de stad in haar voordeel kunnen gebruiken door een paard op het verkeerde moment te laten schrikken, of de touwen rondom een vat kunnen doorsnijden als haar doelwit eronder door liep.

Maar Kate had geen van die dingen gedaan. In plaats daarvan had ze alleen maar naar Gertrude Illiard gekeken.

Het zou makkelijker zijn geweest als het duidelijk was dat ze een slecht persoon was. Als ze in een woede-uitbarsting tegen de bedienden van haar vader was uitgevallen, of de mensen in de stad slecht had behandeld, dan had Kate haar gewoon kunnen zien als de nonnen die haar hadden gemarteld, of de mensen op straat die op naar neer keken. Maar Gertrude was vriendelijk, op de manier waarop mensen dat konden zijn als ze er niet te veel over nadachten. Ze gaf geld aan een bedelende jongen. Ze vroeg naar de kinderen van een winkelier die ze nauwelijks kende.

Ze leek een lief, zachtaardig persoon, en Kate kon niet bevatten dat zelfs Siobhan zo iemand dood wilde hebben.

“Het is een test,” zei Kate weer tegen zichzelf. “Dat moet wel.”

Ze probeerde zichzelf ervan te overtuigen dat de vriendelijkheid een façade moest zijn voor een dieperliggende, duistere kant. Misschien toonde deze jonge vrouw een vriendelijk gezicht om moord of chantage, wreedheid of misleiding voor de wereld te verbergen. Iemand anders zou zichzelf daar wellicht van overtuigd hebben, maar Kate kon de gedachten van Gertrude Illiard lezen, en geen van die gedachten wezen erop dat er een slecht persoon onder de oppervlakte verscholen was. Ze was een normale jonge vrouw voor iemand die zich in haar schoenen bevond, welgesteld door de zaak van haar vader, wellicht enigszins zorgeloos, maar oprecht onschuldig in alle aspecten.

Het was lastig om niet te walgen van wat Siobhan haar had gevraagd te doen, en van wat Kate onder haar hoede was geworden. Hoe kon Siobhan haar nu dood willen? Hoe kon ze Kate zoiets vragen? Vroeg ze het echt alleen omdat ze wilde zien of Kate in staat was om op commando te doden? Kate haatte die gedachte. Ze kon zoiets niet doen.

Maar ze had geen keus, en dat was nog veel erger.

Ze moest er echter zeker van zijn. Dus glipte ze voor haar doelwit naar het huis van de koopman, en klom over de muur toen ze voelde dat de wachters niet keken. Ze sprintte naar de schaduw van de muur. Ze wachtte nog enkele hartslagen om zichzelf ervan te verzekeren dat alles rustig was, en klom toen het balkon naar Gertrude Illiards kamer op. Er zat een luik op de balkondeur, maar dat was eenvoudig los te krijgen met een dun mes, en ze glipte naar binnen.

De kamer was leeg, en Kate voelde niemand in de buurt, dus ze begon te zoeken. Ze wist niet wat ze hoopte te vinden. Een flesje vergif dat ze voor een rivale had bewaard, misschien. Een dagboek waarin ze beschreef hoe ze iemand wilde martelen. Er was een dagboek, maar het kostte Kate slechts een korte blik om te zien dat er niets anders in stond beschreven dan Gertrude’s dromen voor de toekomst, haar ontmoetingen met vriendinnen, haar gevoelens voor een jonge muzikant die ze op de markt had ontmoet. De realiteit was dat Kate geen enkele reden kon vinden waarom Gertrude Illiard het verdiende om te sterven. En hoewel ze al eerder had gemoord, vond Kate het een weerzinwekkende gedachte dat ze iemand zonder reden moest vermoorden. Alleen de gedachte al maakte haar misselijk.

Ze voelde een naderende geest en verstopte zich snel onder het bed. Ze probeerde na te denken en te besluiten wat ze moest doen. Het was niet zo dat deze jonge vrouw Kate aan zichzelf herinnerde, want Kate kon zich niet voorstellen dat de dochter van de koopman ooit echt had geleden, of de drang had gevoeld om een zwaard op te pakken. Ze leek niet eens op Sophia, want Kate’s zus kon misleidend zijn als het nodig was, en bezat de harde doelmatigheid die kwam van een leven waar ze nooit iets had gehad. Dit meisje zou nooit wekenlang hoeven doen alsof ze iemand anders was, en ze zou nooit een prins hebben verleid.

Terwijl een dienstmeisje door de kamer liep en alles opruimde ter voorbereiding van de terugkeer van haar meesteres, legde Kate haar hand op het medaillon om haar hals. Ze dacht aan de afbeelding van de vrouw die erin zat. Misschien was dat het wel. Misschien paste ze bij het beeld van de welgestelde onschuld die Kate voelde als ze aan haar ouders dacht. Maar wat betekende dat? Betekende dat dat ze Gertrude niet kon vermoorden? Ze raakte de ring aan die naast het medaillon hing, de ring die voor Sophia bedoeld was. Ze wist wat haar zus zou zeggen, maar Sophia zou nooit een dergelijke keuze hoeven maken.

Toen Gertrude de kamer binnenkwam, wist Kate dat ze spoedig een keus zou moeten maken. Siobhan wachtte op haar, en Kate wist dat haar mentor ongeduldig zou worden.

“Dank je, Milly,” zei Gertrude. “Is mijn vader thuis?”

“Hij wordt pas over een paar uur terug verwacht, juffrouw.”

“In dat geval denk ik dat ik een dutje ga doen. Ik was te vroeg wakker vandaag.”

“Natuurlijk, juffrouw. Ik zal ervoor zorgen dat u niet gestoord wordt.”

Het dienstmeisje verliet de kamer en sloot de deur achter zich met een klik. Kate zag geborduurde laarzen die werden uitgetrokken en naast haar schuilplaats werden neergezet. Ze voelde het inzakken van het bed boven haar toen Gertrude Illiard ging zitten. Het hout kraakte toen ze ging liggen, en Kate bleef wachten.

Ze moest dit doen. Ze had gezien wat er met haar zou gebeuren als ze het niet deed. Siobhan was heel duidelijk geweest: Kate was nu van haar, en ze kon met haar doen wat ze wilde. Kate zat aan haar vast, net zoals ze vastgezeten zou hebben aan degene die haar schuld zou hebben overgekocht. Erger nog, want nu was het niet alleen de wet die Siobhan macht gaf over Kate, maar de magie van haar fontein.

Als ze Siobhan teleurstelde, zou ze in het beste geval naar een of andere levende hel gestuurd worden, een plek waar ze dingen moest doorstaan die het Huis der Onbekenden een paleis zouden laten lijken. In het ergste geval… Kate had de geesten gezien van degenen die Siobhan verraden hadden. Ze had gezien wat ze moesten doorstaan. Kate zou zich niet bij hen voegen, wat het ook kostte.

Ze moest zichzelf er gewoon aan blijven herinneren dat dit een test was.

Ze keek naar Gertrude’s gedachten terwijl ze in slaap viel, voelde hun veranderende ritmes terwijl ze wegdommelde. Het was stil in de kamer nu; de dienstmeisjes bleven weg om hun meesteres haar rust te gunnen. Het was het perfecte moment. Kate wist dat het nu of nooit was.

Ze glipte geruisloos onder het bed vandaan en kwam overeind. Ze keek neer op Gertrude Illiard. Slapend zag ze er nog onschuldiger uit, haar mond een klein stukje open terwijl ze met haar hoofd op een paar kussens met ganzendons lag.

Het is een test, zei Kate tegen zichzelf, gewoon een test. Siobhan zal hier een einde aan maken voor ik haar vermoord.

Het was de enige logische verklaring. De vrouw van de fontein had geen reden om het meisje dood te willen, en Kate dacht niet dat zelfs zij zo onberekenbaar kon zijn. Maar hoe kon ze deze beproeving doorstaan? Ze kon alleen maar bedenken dat ze echt moest proberen dit meisje te vermoorden.

Kate stond daar en dacht na over haar mogelijkheden. Ze had geen vergif, en zelfs al had ze dat wel dat wist ze niet op welke manier ze dat het beste zou kunnen toedienen, dus dat viel af. Ze kon hier geen ongeluk in scene zetten, zoals op straat. Ze kon natuurlijk haar dolk tevoorschijn halen en Gertrude’s keel doorsnijden, maar zou Siobhan dan wel de kans krijgen om in te grijpen? Wat als ze zo snel stak of sneed dat het doelwit van deze test niet gered kon worden?

Er was één antwoord op haar vraag, en Kate pakte een van de zijden kussens. Er zat een rivierscene uit een ver land in verweven, de bovenliggende draden ruw onder haar vingers. Ze hield het kussen tussen haar handen en boog zich over Gertrude Illiard heen, het kussen in de aanslag.

Kate voelde de verschuiving in de gedachten van de jonge vrouw toen ze iets hoorde, en zag haar ogen openschieten.

“Wat… wat is dit?” vroeg ze.

“Het spijt me,” zei Kate, en ze drukte het kussen haar beneden.

Gertrude verzette zich, maar ze was niet sterk genoeg om Kate van zich af te duwen. Met de kracht die de fontein had losgemaakt kon Kate het kussen makkelijk op de plek houden. Ze voelde de jonge vrouw worstelen en zoeken naar een plek waarin ze kon ademhalen, of schreeuwen, of vechten, maar Kate drukte met haar volle gewicht op het kussen en liet er geen lucht tussen komen.

Ze wilde Gertrude geruststellen, haar vertellen dat het wel goed zou komen; haar vertellen dat Siobhan dit zou stoppen. Ze wilde haar vertellen dat hoe slecht het nu ook voelde, het allemaal goed zou komen. Maar dat kon ze niet. Als ze het zei, liep ze het risico dat Siobhan zou weten dat ze dit niet als echt beschouwde, en dat ze haar zou dwingen ermee door te gaan. Het risico dat Siobhan haar ziel in de helse dieptes van de fontein zou gooien was te groot.

Ze moest sterk zijn. Ze moest doorgaan.




Конец ознакомительного фрагмента.


Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=51923290) на ЛитРес.

Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.



Если текст книги отсутствует, перейдите по ссылке

Возможные причины отсутствия книги:
1. Книга снята с продаж по просьбе правообладателя
2. Книга ещё не поступила в продажу и пока недоступна для чтения

Навигация